Ab Baars Trio 20 Years
1991 - 2011
5 CD Box Set

This year, it is multi-instrumentalist Ab Baars’ turn syncing the release of a 5-CD box marking the 20th anniversary of his trio with bassist Wilbert de Joode and drummer Martin van Duynhoven and his Invisible Blow tour, which augments the long-standing unit with guest artists.

Just as Collection was comprised of mostly previously issued albums, so too is the Baars Trio’s box, which includes three albums originally released on GeestGronden – 3900 Carol Court (1992), A Free Step: The Music of John Carter (1999), Songs (2001) – and the Wig-issued Party at the Bimhuis (2003). While Party has plenty of highlights, they tend to be those tracks featuring guests; three septets including Henneman, woodwind player Mariëtte Rouppe van der Voort and pianists Guus Janssen and Misha Mengelberg reveal Baars to be a gifted composer for distinctively configured mid-sized ensembles, while the trio’s turn on Monk’s “Reflections” with Mengelberg is grin-inducing.

The history of the trio is more easily traced in the three other previously issued albums. 3900 Carol Court reprised pieces from his 1987 GeestGronden solo album, Krang that grounded the trio to a prehistory: the slowly intensifying contours of the earlier album’s title piece; the freeswing (as opposed to freebop) of “Glorpjes” and the balladic “Asor.” These pieces provide a foundation for understanding how the tandem of de Joode and van Duynhoven function within Baars’ aesthetic. One of Baars’ hallmarks as a tenor player is his ear-tugging intonation (annotator Kevin Whitehead theorizes this originated when Baars was a teenager, playing a deliberately sharp horn made for outdoor performance; plausible even though it doesn’t wash with Baars); combined with a decibel level rivaled by few, Baars has power that’s in the Ayler ballpark, and a comparable need to have the resulting centrifugal force of his playing tethered by well-oiled bass and drums – who, by the way, are also required to facilitate finely calibrated changes in rhythmic feel and texture. 3900 Carol Court documents how that jelled.

The trio’s tensile strength was put to a rigorous test early on with A Free Step, Baars’ John Carter project. Baars spent two months studying with the great composer-clarinetist in Los Angeles in 1989 – Baars’ title tune for the trio’s first album referenced Carter’s street address, and it is a different measure of how thoroughly Baars understood Carter’s music. Carter was singular in his ability to place thematic materials deeply rooted in the African American music continuum – everything from field hollers and stomps to bebop and Ornette – in a prismatic space where they took on a new vibrancy. Carter’s music is also a supreme challenge to a clarinetist; mere doublers should avoid its unforgiving demands to suddenly bolt through registers, finesse long phrases packed with wide intervals and sustain ridiculously high notes. Baars unfailingly has the right touch, be it his feathered tone and unforced lyricism on “Morning Bell” or his knack to make plump notes prance on “Sticks and Stones.” In a daring move, Baars plays tenor on “Enter from the East,” which begins as a Coltranish dirge before gathering steam, and “Shuckin’ Corn,” a sing-songy line that the trio initially obscures with an exchange of fragmentary phrases – he’s persuasive on both. Throughout the program, de Joode and van Duynhoven slip between the elasticity Baars’ compositions require and the gravity Richard Davis and Andrew Cyrille brought to Carter’s later recordings.

With Carter’s compositions, the trio at least had a template to use or ignore. That wasn’t the case with the Native American materials Baars culled from an early 20th Century anthology of indigenous chants and games, incorporating them into ten of the thirteen compositions included on Songs. Without chord changes to navigate or full melodies, improvisers have to be unerringly rigorous to cogently develop these simple rhythmic motives with insight and respect. Arguably, Baars thins the ice by mixing in Michael Moore’s provocative arrangement of “Cherokee,” van der Voort’s recasting of the Charles Ives composition, “The Indians,” and Janssen’s kitsch-laced “Indiaan” (Party has a version joining the pianist with the trio). Yet, heard in its entirety, the trio has a sufficiently light touch on the latter tracks and is clearly engaged with the chant-based materials – they thread the needle. The trio maintains a winsome deadpan on Moore’s deconstruction of the Ray Noble flag-waver, a half-speed version of the theme, split note by note, between Baars and de Joode; broad shtick in lesser hands. There’s a folksy, Giuffre-like geniality in the first part of “The Indians” and in some of Baars’ pieces, particularly “Hevebe Tawi.” Baars’ attack is perfect for approximating the melisma of indigenous chants, and he repeatedly brings it to bear on this album, stretching the rhythms taut. This is an elegantly executed, nuanced statement.

Although Baars, de Joode and van Duynhoven are consummate improvisers and have between them an exquisite rapport, they had never recorded freely improvised pieces before Gawky Stride, recorded in 2011. Without referring to the set list, it is a bit tricky to determine which two tracks do not have compositional underpinning, given the trio’s innate sense of form after twenty years and Baars’ occasional penchant for obscuring notated materials – frontloading a ferocious bass solo on the intricately constructed “Wake Up Call” being a notable example. There’s a few that can be sorted out quickly, like the two pieces featuring shakuhachi, an instrument for which Baars tends to use fixed materials. But, there are long stretches of the album where the interaction between Baars, de Joode and van Duynhoven is so thoroughly engaging that the listener pays no never-mind as whether there’s a score or not. They’re that good.
Bill Shoemaker

Ab Baars Trio :: een eenheid van 20 jaar samengevat in 5 cd's en een tournee
Twintig jaar samenwerken met dezelfde mensen is bijzonder zeldzaam. Binnen de geïmproviseerde muziek, waar muzikanten voortdurend duiventilgedrag vertonen om maar te kunnen ontsnappen aan het risico om voorspelbare dingen te doen, is het een haast miraculeuze gebeurtenis. Het Ab Baars Trio lijkt dat te beseffen en viert het op gepaste wijze: met de prachtige 5cd-box 20 Years (1991-2011) en een concerttournee met een paar buitenlandse gasten.

Exact een jaar geleden kregen we nog een vergelijkbaar verhaal bij Ig Henneman, die haar vijfenzestigste verjaardag en vijfentwintig jaar als bandleider vierde met de box set Collected en concerten onder de noemer Kindred Spirits. Hoewel Baars al langer bezig was binnen en buiten de Nederlandse scène -- zo viert hij intussen ook al vijfentwintig jaar bij het ICP Orchestra --, is dit trio z’n meest stabiele band, een thuisbasis die misschien niet altijd even actief was (voor het gloednieuwe, aan deze box toegevoegde Gawky Stride, was het al even stil), maar op geregelde tijdstippen van stal gehaald werd om concerten mee te spelen, al dan niet in het gezelschap van bekend volk. Zo verscheen een paar jaar geleden nog Goofy June Bug (2008), waarop het trio te horen is met de Amerikaanse rietblazer Ken Vandermark.
Gezien de fascinerende verhoudingen tussen compositie en improvisatie en het delen van vergelijkbare ideeën over muziek, mag het geen wonder heten dat net die muzikant uiteindelijk bij Baars & Co. belandde. Het moet bovendien gezegd dat weinig trio’s zo’n mooie democratie vormen. Ze beweren dat allemaal te zijn, die improvbands, maar met bassist Wilbert de Joode en drummer Martin van Duynhoven vormt Baars werkelijk een trio dat uit drie even eigenzinnige en sterke muzikanten bestaat. Als blazer en componist van de meeste stukken staat hij het vaakst in de spotlights, maar deze albums bewijzen met verve dat van een potje spelen in dienst van … geen sprake is.

De muziek leent zich daar ook niet toe: ondanks de occasionele acrobatische intervalsprongen en het soms erg ongepolijste gejammer van Baars op de tenorsax, is het niet al brute expressiviteit dat de klok slaat. Integendeel. De overheersende algemene indruk die je overhoudt aan het beluisteren van deze albums is er een van discipline, relatieve kaalheid en controle. Geen controle in de zin van opgelegde beperkingen en duidelijk uitgetekende composities, maar van een welomlijnde speeltuin met bepaalde grenzen, maar geen innerlijke bewegwijzering. Zelfs als het trio het anker binnenrijft en de muziek laat vloeien, krijg je nergens een gevoel van exces. De schetsen zijn soms rudimentair, maar nooit morsig of ondoordacht.

Stravinsky, Ayler, Carter Net als bij het ICP Orchestra wordt ook hier snel duidelijk dat niet enkel inspiratie gezocht wordt in de jazzgeschiedenis, ook al kennen ze die goed en durven ze te verwijzen naar de meest volkse elementen ervan. Het draait net zo goed om elementen uit de moderne klassiek, de zuivere vrije improvisatie en hier en daar misschien zelfs een knikje naar de rock en het absurde. Maar dat het formele niet overboord gegooid wordt, komt meteen aan bod op het eerste trioalbum 3900 Carol Court, een album dat genoemd werd naar het adres van John Carter, de Californische klarinettist, die vooral in muzikantenkringen bedacht wordt met een status zoals Steve Lacy dat aan de sopraansax te danken had. Het laat een band aan het werk horen die van meet af aan z’n ding gevonden heeft.

Er is ruimte voor improvisatie, maar chaos zal je er niet vinden. Baars, die zich liet beïnvloeden door Albert Ayler, Roscoe Mitchell, Stravinsky, Monk en Mengelberg, verbreekt de composities met geïmproviseerde passages en past op z’n improvisatie tactieken toe die uit de compositie lijken te komen, iets dat hij gemeen heeft met z’n partner Ig Henneman. Gaat het er nu eens speels aan toe (het uitgebeende “Kimmel” lijkt zelfs even de attitude van The Lounge Lizards over te nemen), met een robuuste duik in de roots, dan draaien de drie er ook hun hand niet voor om even later een veel rigider spel te laten horen. Zo neemt “Visser Van Lucebert” een lange basaanloop en lijkt het wel een rudimentaire, verwrongen schets in de lijn van het artwork dat door diezelfde Lucebert voorzien werd.
Dat het niet enkel avant-garde moet zijn, wordt trouwens bewezen met een prachtige versie van John Lewis’ “Trav’lin In Plastic Dreams”, waarbij de band z’n kaarten op tafel gooit en een verwantschap met het Modern Jazz Quartet bekent. Geen echte verrassing, gezien de voorliefdes voor klassiek en vormexperimenten van die band. In de klarinetstukken, waar Baars zich doorgaans een zachtaardiger, maar soms ook grilliger improvisator toont, waart de sfeer van Carter rond, iets wat volledig uitgewerkt wordt op A Free Step (1999), dat enkel Cartercomposities bevat. Baars beperkt zich niet enkel tot de klarinet, iets wat Carter wel deed, maar vindt wel een vergelijkbare tussenvorm van toegankelijke, uit de blues ontsproten freejazz en abstracte improvisatie die flirt met kamermuziek.

Er wordt gestoeid met marsachtige ritmes (“Juba Stomp”), maar er zijn ook meer introspectieve momenten, zoals in het machtige “Enter From The East”, waarin het arcowerk van de Joode prachtig tegen de sax van Baars aanschurkt. En dan is er nog het duo “Sticks And Stones” / “Karen On Monday”, beide geplukt van het legendarische Seeking, van John Carter en Bobby Bradford; het één een vingervlug huzarenstuk, haast een bijendans van prikkelingen, en het ander een prachtige compositie die steeds nieuwe geheimen lijkt prijs te geven. Je krijgt een paar keer Baars op z’n rauwst en meest tegendraads te horen, met uitschieters in het hoogste klarinetregister, en Van Duynhoven in een minder conventionele rol, maar zelfs binnen de kortere stukken blijft dit een album waarin de verbeelding en het mysterie hand in hand blijven gaan.

Van een iets andere orde is Songs (2001), waarvoor het trio zich liet inspireren door de Native American-cultuur. Er passeren een paar verwante tracks -- “Indiaan” van Guus Janssen en het alombekende “Cherokee” -- maar de meerderheid van de composities vist in dezelfde traditionele vijver, wat regelmatig leidt tot stukken als peyoterituelen, koortsdromen die meer dan ooit in- en bijgekleurd worden door van Duynhovens percussieve details en zelfs in haast onnozele niemendalletjes (“Jeux”) blijven opvallen. Niet de plaats waar je het Trio het beste ontdekt, maar wel een merkwaardig en waardevol hoofdstuk uit hun oeuvre.
Als je dan toch op zoek bent naar een insteek en niet meteen van plan bent om deze box in huis te halen, dan is Party At The Bimhuis (2003), opgenomen ter gelegenheid van een decennium Ab Baars Trio, misschien wel de ideale plaat. Het biedt een dwarsdoorsnede van hun oeuvre tot dan toe, met uit elke plaat wel een representatief nummer (het titelnummer uit 3900 Carol Court, “Indiaan”, deze keer mét Guus Janssen erbij, uit Songs, en als afsluiter een prachtige versie van John Carters “Enter From The East” uit A Free Step), een handvol nieuwe tracks en een paar favorieten, zoals Monks “Reflections”, uitgevoerd met gasten Jansen, Mengelberg, Mariëtte Rouppe van der Voort en Ig Henneman. Zonder z’n eigenzinnige sound te verloochenen, hoor je toch hoe het Trio iets meer de teugels laat vieren en een iets bruisender en ‘open’ sound laat horen. “A Portrait Of Roswell Rudd” en “Von”, beide uitgevoerd door het septet, zijn hoogtepunten.
2011 Daarna was het even wachten op een nieuwe trioplaat zonder gasten. Die komt er nu met Gawky Stride, dat laat horen waar de drie nu staan en enkel verkrijgbaar is als onderdeel van de box. De conclusie hadden we eigenlijk al zien aankomen. Net als Henneman lijkt Baars immers een beweging naar steeds meer uitgepuurde improvisatie te maken. Hun duoplaat Stof (2006) draaide helemaal rond ontrafelde exploraties, terwijl Baars, net als ook z’n Amerikaanse collega Vandermark, een steeds groeiende interesse voor improvisatie aan de dag legt, wat ook al bewezen werd op het soloalbum Time To Do My Lions (2010). Op Gawky Stride laat het trio voor het eerst volledig geïmproviseerde stukken horen (“Spray Of Rooks”, “Lace-Rocked Foam”), maar ook binnen de composities krijg je nog veel grillige variatie, van een schetsmatig “Ochre Vrges” en het in stilte verzonken “White Scream”, tot het met shakuhachi opgeluisterde minimalisme van “Toru’s Garden” en de potige afsluiter “Wake Up Call”, waarin De Joode z’n snaren aardig zit te geselen.
Net als bij Henneman wordt het jubileum dus ook gevierd met een tournee. Van 10 tot 26 november gaat het trio de hort op met twee Amerikaanse gasten: hoornspeler Vincent Chancey en vocaliste Fay Victor, die zich steeds sterker profileert als een van de leading ladies van de vocale freejazz. Onder de titel Invisible Blow, een term uit de bokssport voor ‘de niet geziene klop’ die je elk moment te wachten kan staan, ook in het leven, werkte Baars aan een reeks nieuwe composities geïnspireerd door het werk van o.m. Seamus Heaney, Charles Bukowski, Joyce Carol Oates, Emily Dickinson en Hans Faverey. Het slotconcert in het Bimhuis (26/11) zal op cd worden opgenomen en uitgebracht. Voor enkele concerten, zoals dat in Amsterdam, zal de band bovendien worden bijgestaan door Anneke Brassinga, die poëzie zal voordragen.

Kortom: boeiende tijden in het verschiet voor dit trio. Wie de box set aanschaft krijgt niet enkel heel wat muziek voor een eerlijke prijs, maar ook, en dat kan niet genoeg worden benadrukt, muziek die z’n mannetje weet te staan op de internationale scène. Begin 1993 schreef Frans Van Leeuwen in een recensie over 3900 Carol Court in NRC Handelsblad al “Niet ‘wel leuk, voor Nederland dan’ maar zo universeel als een kunststuk maar zijn kan.”. Dat kan je net zo goed doortrekken als conclusie bij deze imponerende release, bijna twintig jaar later. Een visitekaartje zoals je er zelden te horen krijgt. De band balanceert tussen volks en cerebraal, vrij en gecomponeerd, expressief en ingetogen, op een steeds in beweging blijvende manier. Daarmee heeft het, net als pakweg het Willem Breuker Kollektief en het ICP Orchestra, stilaan een plaats verdiend binnen het Nederlands Cultureel Erfgoed.
--Guy Peters Enola 9-11-11

AB BAARS TRIO - 20 YEARS 1991 - 2011 5CD-BOX
Deze 5 CD box komt als een eigenzinnige bloemlezing uit 20 jaar Ab Baars Trio, een trio dat nooit van bezetting is veranderd, wel soms uitgebreid met gastmuzikanten, zoals op de live CD in de box 'Party At The Bimhuis' met als gasten oa Misha Mengelberg en Ig Henneman. Opnames met Roswell Rudd (1998) en met Ken Vandermark (2008) vind je niet in de box. Wel de recente CD 'Gawky Stride' van 2011 als 5de album. De box geeft een overzicht van de vroege jaren tot… nu zou je willen zeggen, maar dit trio blijft evolueren en vierde intussen het 20-jarig bestaan met een live tour in Europa (niet in België). We verwijzen voor een enthousiast concertverslag graag naar goddeau
Begin je met deze box aan een chronologische kennismaking, dan hoor je op '3900 Carol Court' uit 1992 muziek die bijna verbazend recent klinkt. De zo goed als 20 jaar oude nummers sluiten aan bij vooruitstrevende Europese en Amerikaanse vrije muziek van nu. Makkelijke muziek kun je dit niet noemen, maar het heeft zo zijn eigen swing in grooves en stoterige, soms stoeterige uitwerking. '3900 Carol Court' was het adres in Los Angeles van John Carter bij wie Ab Baars les volgde in 1989. Op muziek van de befaamde klarinet en sax spelende Carter gaat de CD 'A Free Step' in (1999). Het is een doorleefde hommage en ook hier legt het trio er markant veel eigenheid in. Met deze twee CD's uit de jaren '90 krijgt de luisteraar een overtuigende indruk van hoe deze drie zich een eigen plaats wisten te creëren in de wereld van improvisatie en (instant) componeren. Dit is krachtige muziek die familie is van waar bvb die van pakweg Atomic of van Ken Vandermark nu ook voor staat: getuigend van belangstelling voor zowel oude traditie als voor Amerikaanse free jazz en de Europese impro-tegenhanger en van daaruit met een persoonlijke aanpak in nieuwe verhalen gegoten. We horen muzikanten die eigen vormen uitdenken en nummers maken als sculpturen, met dwarse thema's, broze evenwichten, vreemde spelletjes met licht en vormen. Het mag duidelijk zijn dat de drie een beetje vreemde vogels zijn voor wie zweert bij mainstream jazz. Ook daar vind je muzikanten met een achtergrond die boogt op invloeden uit klassieke muziek, jazz, hiphop en muziek uit verschillende culturen, maar Baars, De Joode en Van Duynhoven kwetteren, slaan en duwen als vogels die net zo goed ter paring kunnen dansen als porren, duwen en dringen, springen en vliegen.
Vanuit de interesse voor oude Indianenmuziek kwam de CD 'Songs' (2000) tot stand, geïnspireerd op transcripties in The Indian's Book uit 1907. Met hun bewerkingen van oude indianenliedjes verbreedden zij nog hun pallet van invloeden en interesses. De trioformule van sax, drums en bas zoals Sonny Rollins die in 1957 op het voorplan had gebracht en al gauw een klassieke formule is geworden sloeg oa met Albert Ayler, Gary Peacock en Sunny Murray nieuwe paden en wegen in. Die neiging om vanuit een standaardbezetting nieuwe richtingen op te zoeken typeert het Ab Baars trio. Vinden zij voorbeelden in oa Beethoven, Schubert, Stravinsky en Xenakis om op originele manieren duidelijkheid, eenvoud, luciditeit en vrijheid van denken in nieuwe vormen te gieten, daarnaast telt voor hen ook de invloed van zoekende stemmen als Ayler en Threadgill en het technische meesterschap van een Carter op klarinet, een Joelle Léandre op contrabas, een Connie Kay op drums. Aldus zijn de drie zich gaan specialiseren in merkwaardige, opmerkelijke muziek van een bijzondere rijkdom. Dynamiek en rust, vloeiende melodie en hakerige beweging, speelsheid en rigiditeit wisselen elkaar daarbij af. Steeds is de muziek het resultaat van een dan weer meeslepende, dan weer onrustwekkende of begeesterende energie die zowel traag als snel kan vloeien, maar continu intens is. De energie die vanuit drie personen komt is gaandeweg via een gezamenlijk en uniek taalgebruik gaan leiden tot meer uitgepuurde vormen. We zouden haast zeggen: hermetisch poëtische uitingen.

De CD 'Party At The Bimhuis' toont dan weer aan dat hun steeds hechtere band samenwerkingen met dit triumviraat niet in de weg hoeft te staan. Andere geweldige muzikanten kunnen met hen tot prachtige improvisatie komen en nieuwe uitwerkingen van composities verwezenlijken. Van eigen nummers van Baars zoals bvb '3900 Carol Court' of 'Indiaan', maar ook en uitermate sterk, ja pakkend, van 'Reflections' van Thelonious Monk met Mengelberg op piano. Het moge u nieuwsgierig maken naar hun samenwerkingen met Roswell Rudd en Ken Vandermark.
Op de vijfde CD in de box, 'Gawky Stride' zijn zij nog verder gegaan dan voorheen in vrijelijk en on the spot componeren, de vrije muziek is nu helemaal hun terrein. De nood aan formele afspraken lijkt tot een minimum te zijn herleid of in een telepathisch aanvoelen uitgemond. Speels zijn ze gebleven en de band is intussen zo hecht dat speels de connotatie krijgt van ter plekke improviseren en zich als vissen in het water weten bij het bedenken van nog meer eigen uitdrukkingsvormen. Met de afwisselend tedere, volwarme, scherpe, snerpende sax van Baars hebben de Lage Landen een bijzonder krachtige speler die internationaal tot de zwaargewichten mag worden gerekend. Hij heeft in dit trio ook partners die op het hoogste niveau meespelen. Van Duynhoven en De Joode meppen en tikken, strijken en plukken met chirurgische precisie mee op en aan de kunstzinnige sculpturen die zij samen tot stand brengen of beter nog, tot leven laten komen.
'20 Years' is een box vol krachtige uitingen van gloeiende creativiteit !
--Danny De Bock © JASSEPOES

Ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van het Ab Baars Trio (Ab Baars op sax, klarinet en shakuhachi, Wilbert de Joode op bas en Martin van Duynhoven op drums) werd er een Europese tour georganiseerd, waarvan het concert in het Bimhuis de afsluiter was.

Vergezeld van de New Yorkse zangeres Fay Victor en hoornspeler Vincent Chancey en dichters Anneke Brassinga ging gelijk de beuk er in. Centraal stonden 13 gedichten met als onderwerp boksen, als metafoor voor het leven: over opstaan na een nederlaag, herinneringen aan pijn. Werk van dichters als Joyce Carol Oates, William Carlos Williams, Hans Faverey, Emily Dickinson en zelfs teksten van Charles Bukowski en Muhammad Ali waren het vertrekpunt van een twee uur durende reis.

Onafgebroken toeren Fay geeft het startschot met haar kenmerkende mix van zang, scat, iets wat lijkt op turntablism en rap. Het samenspel van de vijf muzikanten (Anneke zit meestal rechtsachter op een krukje) verloopt soepel, en gaat vergezeld van grapjes en gebaren die in de loop van dik twee weken onafgebroken toeren zijn opgebouwd. Gecomponeerd werk, improvisaties en solo’s wisselen elkaar in organisch tempo af, met nu eens hartverscheurende klarinetklanken en spaarzame drums, en dan weer een hectisch en alle kanten opvliegend loos gaan. Punt van rust is altijd de van voor WO II daterende dictie van dichteres Anneke Brassinga, die met een ietwat deftige, krakende stem op keurige woordspelingen varieert.

Adem Adem is de sleutel bij Ab Baars, en daarmee laat hij zijn blaasinstrumenten de grenzen van expressie verkennen. Af en toe vervalt hij daarbij in lyrische gedeelten en is er even sprake van melodie, maar vaak zijn het de bonkige bas en hoekige swing van het ritmetandem die zijn blaasexercities nog enigszins op aarde houden. Het ronde geluid van de hoorn contrasteert mooi bij zijn vaak rauwe klarinetspel, en als geen ander weet stemkunstenares Fay gebruik te maken van de mogelijkheden van haar mond en mondomgeving, en wat er aan lucht ontsnapt uit haar omvangrijke lichaam. Meer dan eens vraag je je af waar een bepaald geluid vandaan komt, en steeds weer blijkt dat het van Fay is die weer een nieuw dingetje aan het doen is.

Naakte feiten Er zijn maar weinig momenten dat het duidelijk is dat het hier een trio met gasten betreft, zodanig is iedereen op elkaar ingespeeld en zoveel ruimte krijgen de New Yorkers. Het 20-jarige trio speelt nauwelijks alleen maar met z’n drieën; er zijn geen tracks die het jubileum zonodig moeten opluisteren, of hits die herhaald dienen te worden. Alleen de naakte feiten, een onopgesmukt partje melodie dat een enigszins logisch (maar onvoorspelbaar) vervolg krijgt – dat is wat telt. Slechts tweemaal zit er iets herkenbaars in de muziek van het vijftal: een compositie die het midden houdt tussen blues, gospel, een hardrockrif en de oerschreeuw van Janis Joplin, en als de tekst van Muhammad Ali aan de beurt is. Daar moet dan een funky drumpartij achter a la James Brown, maar daar komt de vierkant drummende van Duynhoven niet ver mee.

Bedankt Als Ab Baars de organisaties bedankt die de Invisible Blow tour mogelijk gemaakt hebben, merkt hij op dat dit wel eens de laatste keer zou kunnen zijn dat ze voor zoiets als dit de ruimte krijgen. En zo is het maar net, als er iets niet past in deze tijd van geldverspilling gepaard aan ongeremd egoïsme, dan is de eigen klanktaal, het gelaagde spel tussen muziek en literatuur en de van iedere commerciële invloed gespeende instelling op een avond als deze een welkom slachtoffer. [Gezien op zaterdag 26 november 2011, Bimhuis, Amsterdam] --Arjan van Sorge Gonzo 2-12-2011

In twintig jaar heeft het Ab Baars Trio zich een volstrekt unieke plek in de Nederlandse geïmproviseerde muziek (en zelfs ver daarbuiten) verworven. Er is geen ander trio waarin de rollen van de drie musici zo gelijkwaardig en zo clichévrij is neergezet als in deze groep. Neem nou Martin van Duynhoven, die zich eerder als een klassieke slagwerker manifesteert dan als een timekeeper. De aanpak van Baars, De Joode en Van Duynhoven is namelijk eerder orkestraal dan jazzmatig. Ze geven het vlees op de botten van de composities van de leider, en doen dat fantasierijk maar ook efficiënt, weelderig maar ook sober. Dankzij deze paradoxen is een oeuvre ontstaan waarvan deze box met vijf cd’s verslag doet. De oudste is ‘3900 Carol Court’ (vernoemd naar het woonadres van Baars’ mentor en inspirator, klarinettist John Carter) en via ‘A Free Step’ (met muziek van Carter), ‘Songs’ (geïnspireerd door Amerikaanse Indianen) en ‘Party At the Bimhuis’ (ter gelegenheid van het tienjarig bestaan) komen we bij de nieuwste: ‘Gawky Stride’. Die laatste is alleen verkrijgbaar in deze box, maar zelfs voor liefhebbers die alles al hebben, rechtvaardigt de cd de aanschaf nog. En dan hebben we het nog niet eens over het uitstekende boekje, met een inzichtelijk essay van Kevin Whitehead, discografie en chronologie. De nieuwe plaat (de eerste van het Trio zonder gasten in tien jaar tijd!) laat horen waar de groep nu staat, en vooral hoe rijk en diepgaand de muziek is geworden. Bijzonder is het feit dat er twee vrije improvisaties opstaan, iets waar het drietal zich nooit eerder heeft gewaagd. Maar men zal het aan ‘A Spray of Rooks’ en ‘Lace-Rocked Foam’ niet af horen. De opbouw van beide stukken is al even architectonisch en grillig als het gecomponeerde materiaal. Dat kenmerkt zich door de vertellende opbouw, met stops en starts, een zorgvuldige afwisseling van staccato en legato, lange noten en frasen met snelle noten, welluidendheid en bewuste rauwheid en uitgekiend dynamiekgebruik. Het is niet voor niets dat Baars zijn inspiratie vaak uit literatuur haalt – zijn jubileumprogramma ‘Invisible Blow’ borduurt daar ook op voort. In twee stukken op ‘Gawky Stride’ horen we Baars op zijn nieuwe instrument, de shakuhachi, voor het eerst in trioverband. Het etherische ‘Toru’s Garden’ klinkt het meest Japans van de twee, met de gestreken bas van De Joode als tweede stem, en de dramatische punctuaties van Van Duynhoven, die een ceremoniële, rituele lading suggereren. Het toont aan dat er voor een groep die al zo lang bestaat toch nog nieuwe
wegen denkbaar zijn, ook zonder de toevoeging van gasten.
--Herman te Loos Jazzflits 14 nov 2011 nr.167